info-steel-16

verstijvingen (in bijvoorbeeld orthotrope wegdekken). Omdat EN 10149 geen verplichte kerfslagwaarde op- legt, schrijft deel 1-12 een minimumwaarde voor van 40J bij -20°C. Taaiheid en vervormingseisen Bepaling 3.2.3(1) van EN 1993-1-1 schrijft voor dat het materiaal een voldoende breuktaaiheid moet bezit- ten om brosse breuk te vermijden. Daarbij is verwezen naar EN 1993-1-10 waar de taaiheid uitgedrukt is door de impactenergie. De in EN 1993-1-10 gebruikte werkwijze om de maximale materiaaldikte te bepalen omvat reeds HSS S690. In EN 1993-1-12 zijn alle overige hogesterktestaalsoorten opgenomen. Bepaling 3.2.2(1) van EN 1993-1-1 vermeldt volgende drie vervormingseisen: f u /f y ≥ 1,10 verlenging bij breuk ≤ 15%; e u ≥ 15 f y / E Deze drie eisen zijn niet gebaseerd op enig onder- zoek en ze dienen veeleer gezien te worden als een bevestiging van de eigenschappen van de staalsoor- ten die in EN 1993-1-1 zijn toegelaten. Opmerkelijk is dat de ENV 1993-1-1 reeds soortgelijke eisen vermeldde voor het gebruik van de plastische bere- keningsmethode. EN 1993-1-1 heeft de eisen echter veralgemeend tot tevens de elastische berekenings- methode omdat dit nodig is voor de geldigheid van bepaalde ontwerpregels voor verbindingen. Sommige staalsoorten die in EN 1993-1-12 zijn toegelaten voldoen echter niet aan deze eisen. Daarom zijn ze ietwat afgezwakt voor HSS : f u /f y ≥ 1,05 verlenging bij breuk ≤ 10%; e u ≥ 15 f y / E Wel gaan daarmee volgende, logische beperkingen samen voor het gebruik van HSS: de plastische berekeningsmethode mag niet worden gebruikt en flexibele verbindingen (zoals gedefinieerd in bepa- ling 5.1.1 van EN 1993-1-8) mogen ook niet wor- den toegepast. De algemene berekeningsmethode moet dus elastisch zijn of gebeuren via een niet- lineaire eindige-elementenmethode. Wel mogen nog steeds doorsneden van klasse 1 en 2 toegepast worden. 71 daux (des tabliers de pont à dalle orthotrope). Puisque l’EN 10149 ne prescrit pas de valeur minimale de l’énergie de rupture, la partie 1-12 impose une valeur minimale de 40J à -20°C. Ténacité et ductilité Le paragraphe 3.2.3(1) de l’EN 1993-1-1 stipule que le matériau doit avoir une énergie de rupture suffisante pour éviter la rupture fragile. Il est fait référence à la par- tie EN 1993-1-10 où la ténacité est exprimée en énergie de rupture. La méthode présentée dans l’EN 1993-1-10 pour déterminer l’épaisseur maximale du matériau comprend déjà l’acier HLE S690. Dans l’EN 1993-1-12, toutes les autres nuances d’acier HLE sont incorporées. Le paragraphe 3.2.2(1) de l’EN 1993-1-1 stipule trois exigences de déformabilité: f u /f y ≥ 1,10 allongement à la rupture ≤ 15%; e u ≥ 15 f y / E Ces trois exigences ne sont pas basées sur des recher- ches et doivent être comprises comme une confirmation des caractéristiques des nuances d’acier autorisées par l’EN 1993-1-1. Il est à remarquer que l’ENV 1993-1-1 contenait déjà des exigences pareilles pour que l’utilisa- tion de l’analyse globale plastique soit autorisée. L’EN 1993-1-1 a généralisé ces exigences et les a rendues applicables pour l’analyse globale élastique aussi. Elles sont indispensables pour que certaines règles de calcul d’assemblages soient valables. Certaines des nuances d’acier qui sont comprises dans l’EN 1993-1-12 ne satis- font cependant pas à ces exigences. C’est pourquoi elles ont été affaiblies légèrement pour les aciers HLE: f u /f y ≥ 1,05 allongement à la rupture ≤ 10%; e u ≥ 15 f y / E Or, ces exigences réduites entraînent les limitations logiques suivantes pour l’emploi de l’acier HLE: la méthode d’analyse globale plastique ne peut pas être utilisée et les assemblages semi-rigides (comme définis dans le paragraphe 5.1.1 de l’EN 1993-1-8) ne peuvent pas être appliqués. Il convient que l’analyse globale soit faite par une analyse élastique ou par une analyse non linéaire aux éléments finis. Les classes de section transversale 1 et 2 peuvent néanmoins être utilisées. © Ackermann Ingenieure Voetgangersbrug Bayerstraße, München, DE (2005) Ackermann und Partner Architekten - Ackermann Ingenieure, München (DE) Bogen in buisprofiel S690 CHS 168,3 en 127,9 x 30 mm. _Passerelle Bayerstraße, München, DE (2005) Ackermann und Partner Architekten - Ackermann Ingenieure, München (DE) Arcs en profils creux S690 CHS 168,3 et 127,9 x 30 mm. © Ackermann Ingenieure