info-steel-37

hoogte worden de spanningen in de verbinding te hoog, met scheuren of breken van de verbinding tot mogelijk gevolg. Een overmatige keelhoogte geeft dan weer bijkomende kosten in toevoegma- teriaal en manuren en creëert extra spanningen en vervormingen. Het correct opmeten van de keelhoogte (kleinst ingeschreven gelijkbenige driehoek) is dus van cruciaal belang, maar daarom niet eenvoudig en hangt sterk af van de vorm van de lasdoorsnede. Als de vorm van de lasdoorsneden complexer worden door aanwezigheid van randinkartelingen, asymmetrie, uitgezakte las,… wordt het opme- ten van de correcte keelhoogte niet bepaald een sinecure. In bepaalde gevallen kan men zich wel nog verhalen op de beenlengte (z) om zo de keel- hoogte (a) te berekenen. In de praktijk wordt (vooral voor automatische lasprocessen) vaak ook rekening gehouden met de inbranding. Deze kan bepaald worden door mid- del van een proefstuk, waarbij een macrografische doorsnede wordt genomen en de reële keelhoogte wordt opgemeten. Door de grotere constante in las- parameters (stroom, spanning, voortloopsnelheid, toortshelling) voor automatische lasprocessen kan de behaalde reële keelhoogte van de proef geëxtra- poleerd worden naar de productienaden. Hoeknaden in de norm Voor het kwalificeren van een lasser voor hoek- naden volgens EN 287-1, is er keuze tussen het lassen van een T-verbinding (plaat op plaat) of een verbinding buis op plaat. Eens het proef- stuk gelast wordt een visueel onderzoek en een breekproef (plaat op plaat) of macrografieën (buis op plaat) voorgeschreven. Bij goedkeuring krijgt de lasser een certificaat met bijhorend geldigheidsgebied. Een lasser die bijvoorbeeld moedermateriaal van 3 mm dikte gelast heeft (enkele laag), behaalt een geldigheidsgebied voor alle diktes vanaf 3 mm. De lasser zal voor datzelfde stuk echter enkel gekeurd zijn voor het lassen in één enkele laag, wat bij de gro- tere materiaaldikten wel eens een onmogelijke opdracht kan blijken voor het behalen van de correcte keelhoogte. Voor meer info: www.v-c-l.be que le soudeur obtienne la valeur a demandée. Une hauteur insuffisante de la gorge comme une hau- teur excessive de la gorge sont néfastes. En cas de hauteur insuffisante de la gorge, les tensions dans l’assemblage sont trop élevées, avec des fissures ou des cassures de l’assemblage comme conséquence éventuelle. Une hauteur excessive de la gorge entraîne à nouveau des frais supplémentaires en matière d’appoint ainsi que des suppléments de main- d’œuvre et crée des tensions et des déformations supplémentaires. Si la forme des sections de la soudure est rendue plus complexe en raison de la présence de morsures dans les bords, d’une asymétrie, d’une soudure affaissée ... le mesurage de la hauteur correcte de la gorge n’est certainement pas une sinécure. Dans certains cas, il est toutefois possible encore de recourir à la longueur du côté (z) pour pouvoir calculer la hauteur de la gorge (a). En pratique, la pénétration est également pris en compte pour la valeur 'a' (surtout pour les procédés de soudage automatisés). Celui-ci est mesuré au moment d’une épreuve avant production sur lequel des macrographies sont effectués. La profondeur de la pénétration peut ainsi facilement être mesurée. Due à la constance dans les paramètres de soudage (courant, tension, vitesse d’avancement,..) pour les procédés automatiques, la pénétration obtenu avec l’épreuve peut être extrapolé vers les cordons en production. Le cordon d’angle dans la norme Pour la qualification d’un soudeur pour assemblages d’angle selon EN 287-1, on a le choix entre la sou- dure d’un assemblage en T (tôle sur tôle) ou d’un assemblage tube sur tôle. Une fois que la pièce d’essai est soudée, un examen visuel et un essai de texture (tôle sur tôle) ou encore des macrographies (tube sur tôle) sont prescrits. En cas d’approbation, le soudeur obtient un certificat avec domaine de validité correspondant. Un soudeur qui, par exemple, a soudé une matière mère de 3 mm d’épaisseur (couche unique) obtient un domaine de validité pour toutes les épaisseurs à partir de 3 mm. Pour cette même pièce, ce soudeur ne sera toutefois approuvé que pour le soudage en une seule couche, ce qui peut appa- raître parfois comme une tâche impossible pour des épaisseurs de matière plus importantes en vue de l’obtention de la hauteur correcte de la gorge. Pour plus d’infos : www.c-p-s.be 2 z a = Relevant stresses in the fillet welds 65