info-steel-47

On ne voit plus rien de la structure métallique boulonnée avec ses assemblages en tôle, des entretoisements, les profilés de châssis ou les étriers en tôle du garde-corps. Même les espaces avec les entretoises reliant les plans horizontaux des volumes, nécessaires pour se passer d’une membrure et de tirants, sont habillés de plaques de plâtre jusque dans les moindres détails. On obtient ainsi non seulement une isolation ther- mique et acoustique, mais on met aussi en avant l’idée d’un empilement et non d’un échafaudage. La structure est constituée d’un écheveau de poutrelles HEB reliées par des plaques supé- rieures soudées et boulonnées. Pour réaliser les plans horizontaux, des profilés en Z de 140 mm, avec une épaisseur d’aile de 3 mm, ont été montés entre les profilés en H latéraux écartés de 40 cm environ pour soutenir le plancher en bois. Les entretoisements sont constitués de profilés plats en acier de 3 mm d’épaisseur. La construc- tion en acier de 20 tonnes n’est pas en contact avec les chevrons, les tirants ou la façade. Elle repose sur 14 micro-pieux enfoncés dans le sol jusqu’à une profondeur de 12 m. Lors de son retour sur terre, le visiteur peut apprécier l’aspect constamment changeant du lieu d’accueil au travers des baies vitrées latérales et frontales. Des encoches, une instal- lation de levage et les vestiges d’une porte en arc de cercle rappellent la fonction agricole du bâtiment au 17ème siècle. Les traces de trans- formations en chapelle collégiale et plus en tard en école de musique et en justice de paix ainsi que les fenêtres à simple vitrage, les peintures murales ou l’abside donnent au volume une unité fragmentée. Le sol d’origine a été reposé après installation d’un chauffage par le sol. Les portes aveugles sont restées aveugles, le vent siffle en passant par quelques évidements de la façade, les fresques sont restées intactes. Le bâtiment dégage encore une atmosphère vivante, soulignée par l’éclairage subtil de Flos. De nouveaux récits de vie peuvent maintenant se dérouler dans la cuisine avec son « autel » revêtu de laiton et un tabernacle noir distillant du café. Klaarchitectuur a clairement accordé une attention respectueuse à ces symboles mini- malistes. Car c’est au croisement de nos vies que nous avons besoin d’espaces sacrés pour donner un sens à notre (in)quiétude. Van de geboute staalconstructie met plaatver- bindingen, de stabiliteitsverbanden, de raam- profielen of de klemplaten van de borstwering is niets meer zichtbaar. Zelfs de ruimtes met afstandshouders tussen de horizontale vlakken van de volumes - nodig om de spantconstructie en de trekkers te vrijwaren - zijn tot het fijnste detail ingekleed in gipsplaten. Zo is niet alleen thermische en akoestische isolatie verkre- gen, maar komt het idee van een stapeling, en niet van een stelling, voor het voetlicht. De constructie bestaat uit een kluwen van HEB-liggers met onderling gelaste en geboute kopplaten. Voor de horizontale vlakken zijn tussen de zijdelingse H-profielen, met een hart op hart afstand van ongeveer 40 cm Z-profielen van 140 mm hoog, met een flensdikte van 3mm geplaatst voor de ondersteuning van de houten vloerafwerking. De stabiliteitsverban- den zijn vlakke stalen schoren met een dikte van 3 mm. De staalconstructie van 20 ton die geen spant, trekker of gevel raakt, rust op 14 stalen micropalen die 12 m de grond in zijn geduwd en getrild. Tijdens de penetrerende promenade waarbij de bezoeker terug met beide voeten op de grond komt, kaderen zijdelingse en kopse glaspartijen steeds een ander aspect van de gastheer in. Inkervingen, een hijsinstallatie en de restanten van een boogvormige inrijpoort verwijzen naar de 17de eeuwse functie van landbouwgebouw. Sporen van de verbouwingen tot collegekapel en later muziekschool en vredegerecht zoals de eenvoudige glasramen, muurschilderingen of apsis krijgen de ruimte rondom een gefragmenteerde eenheid. De originele vloer is teruggeplaatst na het aanbrengen van vloerverwarming, blinde deuren bleven blind, wind suist door de enkele gaten in de gevel, fresco’s blijven onaangetast. Het gebouw straalt nog leven uit. Delicate verlich- ting van Flos zet dat leven in de schijnwerper. Nieuwe levensverhalen kunnen nu ontstaan in de keuken met een in messing gespoten ‘altaar’ en een zwart tabernakel met dito koffie. Klaarchitectuur besteedde duidelijk aandacht aan minimale en respectvolle symbolen. Want net op de kruispunten van ons leven hebben we nood aan sacrale ruimtes die zin geven aan onze (on) rust. 33